In 1964 slaat in het vergeten stadsdeel Jan Donkers, 21 jaar, de deur van zijn ouderlijke woning, Purmerweg 26, keihard dicht: in dat verschrikkelijke Noord zullen ze hem niet meer zien! Hij stort zich in de Jaren ’60 en wordt er zelfs een boegbeeld van, als VPRO (zonder puntjes!)-medewerker. Niets is meer heilig: de oorlog, de ouders, de seks, het blind volgen van Amerika, de zuilen. Een ontlading op vele gebieden, ook in de literatuur, óok bij Jan Donkers.
In zijn boek Reizen maakt rijk (1991) komt hij na omzwervingen over de hele wereld in 1989 eindelijk terug in Noord, in het laatste verhaal, ironisch getiteld Moeten we kralen en spiegeltjes meenemen? Oorspronkelijk geschreven voor een lezing in Paradiso – en dan ben je héél ver van Noord, leest dit reisverslag nu als een geschiedenis van Noord van vóór de nu al jaren durende bouwwoede. Het is meesterlijk in zijn ontrafeling van Jan’s eigen ervaringen (“Ik was tot mijn zestiende jaar gelukkig in Noord”) en de bitterheid bij het besef dat in het ‘belangrijkste’ boek over Amsterdam, Richter Roegholt’s 2-delige Amsterdam in de 20e eeuw, Noord nauwelijks voorkomt! Ook de gedachte dat in het schooljaar 1956/1957 slechts 140 inwoners (van de 55.000!) “een instelling van middelbaar onderwijs ten zuiden van het IJ bezochten” is nu nog steeds verbijsterend. Nog verbijsterender: er was niet eens een middelbare school! Niets ten nadele van de al bestaande MULO en de prachtige Ambachtsschool aan de Meeuwenlaan, maar een HBS had er moeten zijn.
Jan Donkers’ terugkeer naar Noord – zijn geestelijke terugkeer, want hij kwam wekelijks naar de overkant om zijn moeder op te zoeken – heeft grote gevolgen. Hij begint weer van Noord te houden, al blijft hij in Zuid wonen, en zet die liefde om in het wat mij betreft nog steeds beste boek over Noord: Zo dicht bij Amsterdam (1996).
Dit stadsdeel dat zijn rug naar het CS heeft gekeerd (en gezien de achterkant van het CS toen was dat terecht), krijgt van de socioloog, die Donkers ook is, een degelijke, diepgravende beschrijving: archiefwerk, gesprekken, beschouwingen. Hij sluit af met de mooiste zinnen die Donkers ooit schreef:
“Zoals ik keek, kijk ik nu nog steeds, met haar ogen, ogen die niet door wrok beneveld zijn. Ik zie: een dijkje, wonderschoon van eenvoud en landelijk evenwicht. Een rijtje huizen, klein en nederig, maar met toch de allure van een vervlogen eeuw. Alles is vergeven. En ik schrijf, vanuit het diepst van mijn hart, de laatste woorden van dit boek: wat mooi, dat we dit in Amsterdam hebben.”
Het zou me niks verbazen als deze zinnen ook de inspiratie hebben geleverd voor twee al even mooie teksten over Amsterdam-Noord: Durgerdam slaapt van Jeroen Zijlstra en Aan de zonzij van het IJ van de accordeonist/zanger Jos de Rooij (tekst en muziek van Jef Hoffmeister).
Jan Donkers heeft veel meer mooie teksten, verhalen, beschouwingen, muziekrecensies geschreven; hij heeft met zijn bronzen stem onvergetelijke radio gemaakt; hij kwam met twee zanger-gitaristen, naamgenoot Edo en Abel de Lange, naar de Buiksloterkerk om daar die muziekverhalen te vertellen en te laten horen. Hij sprak op verschillende plekken in Noord over zijn glorieuze herwaardering van het vergeten stadsdeel. Zoals op een totaal verregende Dodenherdenking in Nieuwendam in de jaren ‘90, vlakbij zijn geboortehuis. Dan is er, jaren later, een gedenkwaardige middag in Bibliotheek Nieuwendam, de interviewsessie met, daar is hij eindelijk, Kors van Bennekom, de begenadigde fotograaf. De zoveelste heruitgave van Zo dicht bij Amsterdam is opgeluisterd met zijn fantastische foto’s. De intiemefoto’s van zijn eigen gezin in de Urkstraat en de Schellingwouderdijk had Kors al verwerkt in De Familie van Bennekom, en nu komen die andere foto’s over Noord erbij. Het is de ouverture naar een gestaag groeiende bibliotheek over Noord – dat merkt u nog wel in toekomstige Boekenblogs.
En Jan Donkers? De deur naar Noord staat weer wijd open.
Leo Willemse, 18 juli 2022
Lees hier alle blogs van Leo